In de negentiende eeuw droegen de vrouwen lage effen leren schoenen (zwart of donkerbruin) die werden gesloten met nestels of gespen. Naast de gesloten schoenen waren er lage bottines of enkellaarsjes. Door de week droeg men dikwijls klompen, ’s zondags leren schoenen. In de eerste helft van de 19de eeuw hadden schoenen nog geen pasvorm, linker en rechterschoen waren gelijk. Pas later in de 19de eeuw werden de schoenen aan de voet aangepast. De hak deed z'n intrede (tot maximaal 4 cm). Enkellaarsjes hadden een zijsluiting met veters of knoopjes of werden vooraan gesloten door een vetersluiting (rijglaarzen).
|
Vrouwenkledij >